Als ondernemer heb je met veel verschillende statistieken te maken om te bepalen wat er goed en minder goed gaat binnen het bedrijf. Het begint bij de bewustwording middels cijfermatig inzicht om van daaruit aan de juiste knoppen te draaien.
Maar hoe weet je nou aan welke knoppen je moet draaien? Daar is niet een eenduidig antwoord op te geven omdat het onder andere afhangt van het businessmodel.
Wat over het algemeen wel een knop is om aan te draaien is de statistiek Kosten per Lead, cost per lead (CPL) in het Engels. Een lead is simpelweg een potentiële klant. Dus hoeveel geld mag je uitgeven om een potentiële klant aan te trekken?
Wat betekent kosten per lead (CPL)?
Niet te verwarren met de kosten per klant. In deze fase is iemand nog geen klant en jij wilt ervoor zorgen dat de potentiële klant een daadwerkelijk betalende klant wordt zodat je geld kunt verdienen.
Maar voordat je weet wat een lead mag kosten moet je dus eerst weten wat een klant gemiddeld oplevert, oftewel de Customer Lifetime Value (CLV). Vrij vertaalt de klantwaarde over de gehele levensduur dat iemand klant blijft.
Op het eenvoudige voorbeeld hieronder zie je dat de gemiddelde klantwaarde €100 is bij een kosten van €20 per klant met een kosten per lead (CPL) van €1. Een erg positief voorbeeld dus.
Kosten per lead voorbeeld
Als de percentages uit het voorbeeld gehandhaafd kunnen worden maar het lukt nu niet om 100 leads voor €100 te krijgen maar in plaats daarvan krijgt je 50 leads voor €100 kost 1 lead (potentiële klant) dus €2 per stuk. In dit voorbeeld kost 1 nieuwe klant dan €40 maar dit kan nog steeds uit met een gemiddelde klantwaarde van €100.
Uiteraard is elke business weer anders en is dit een wel heel erg simpel voorbeeld maar het gaat om het principe. Je wilt weten hoeveel geld je mag uitgeven om nieuwe leads en nieuwe klanten te krijgen zodat je gecalculeerd kunt opschalen om je concurrentie voor te blijven.
Het bedrijf dat het meeste kan betalen voor een nieuwe klant zal uiteindelijk winnen.